Home

Wet buitenlandse schepen

Geldig vanaf 31 december 2010
Geldig vanaf 31 december 2010

Wet buitenlandse schepen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 31-12-2010]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een wettelijke voorziening te treffen op grond waarvan uitvoering kan worden gegeven aan besluiten van de instellingen van de Europese Unie, voorzover deze besluiten ertoe verplichten om regels te stellen ten aanzien van buitenlandse schepen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij daarin anders is bepaald, verstaan onder:

  1. buitenlands schip: een zeeschip dat niet gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk der Nederlanden te voeren;

  2. haven: een anker- of ligplaats onder Nederlandse jurisdictie voor schepen, al dan niet in zee;

  3. kapitein: de gezagvoerder van een schip of diens vervanger;

  4. exploitant: de eigenaar, de rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van een schip;

  5. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

2.

Voor de toepassing van deze wet wordt met een buitenlands schip gelijkgesteld een schip dat op grond van Arubaanse, Curaçaose of Sint Maartense rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren.

Artikel 2

Deze wet is van toepassing op buitenlandse schepen in Europese wateren onder Nederlandse jurisdictie, met uitzondering van oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van een militaire taak en voor andere dan handelsdoeleinden gebruikte overheidsschepen.

Hoofdstuk 2. Voorschriften voor buitenlandse schepen

Artikel 3

Artikel 4

Hoofdstuk 3. Toezicht en handhaving

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Hoofdstuk 4. Straf- en slotbepalingen

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17