Home

Richtlijn van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (89/656/EEG)

Richtlijn van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers (derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (89/656/EEG)

AFDELING I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Doel

1.

In deze richtlijn, die de derde bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, worden minimumvoorschriften vastgesteld inzake veiligheid en gezondheid voor hergebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers.

2.

De bepalingen van Richtlijn 89/391 /EEG gelden ten volle voor het gehele in lid 1 bedoelde terrein, onverminderd dwingender en /of specifieke bepalingen die in deze richtlijn zijn opgenomen.

Artikel 2 Definitie

1.

In deze richtlijn wordt verstaan onder persoonlijk beschermingsmiddel, iedere uitrusting die bestemd is om door de werknemer gedragen of vastgehouden te worden ten einde hem te beschermen tegen een of meer risico's die zijn veiligheid of gezondheid op het werk kunnen bedreigen, alsmede alle aanvullingen of accessoires die daartoe kunnen bijdragen.

2.

Uitgesloten van de in lid 1 bedoelde definitie zijn:

  1. gewone en uniforme werkkleding die niet specifiek bedoeld is om de veiligheid en de gezondheid van de werknemer te beschermen;

  2. uitrustingen van de eerste-hulp- en reddingsdiensten;

  3. persoonlijke beschermingsmiddelen van militairen, politiebeambten en personeel van ordediensten;

  4. persoonlijke beschermingsmiddelen van wegvervoermiddelen;

  5. sportuitrusting;

  6. zelfverdedigings- of afschrikkingsmateriaal;

  7. draagbare apparaten voor het opsporen en signaleren van risico's en belastingsfactoren.

Artikel 3 Algemene regel

Persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt wanneer de risico’s niet vermeden of voldoende beperkt kunnen worden met collectieve technische beschermingsmiddelen of met maatregelen, methoden of procédés op het gebied van de arbeidsorganisatie.

AFDELING II VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVERS

Artikel 4 Algemene bepalingen

Artikel 5 Beoordeling van het persoonlijke beschermingsmiddel

Artikel 6(*) Regels inzake gebruik

Artikel 7 Voorlichting van de werknemers

Artikel 8 Raadpleging en medezeggenschap van de werknemers

AFDELING III DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 9 Wijzigingen in de bijlagen

Artikel 9 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 9 ter Spoedprocedure

Artikel 10 Slotbepalingen

Artikel 11

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III