In deze richtlijn, die de vijfde bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, worden minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid vastgesteld betreffende het werken met beeldschermapparatuur als omschreven in artikel 2.
Richtlijn van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (vijfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (90/270/EEG)
Richtlijn van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur (vijfde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (90/270/EEG)
AFDELING I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Doel
De bepalingen van Richtlijn 89/391/EEG gelden ten volle voor het gehele in lid 1 bedoelde terrein, onverminderd meer dwingende en/of specifieke bepalingen die in de onderhavige richtlijn zijn opgenomen.
Deze richtlijn is niet van toepassing op:
-
bestuurdersplaatsen op voertuigen of machines;
-
computersystemen in transportmiddelen;
-
computersystemen die in de eerste plaats bestemd zijn voor gebruik door het publiek;
-
zogenaamde „draagbare” systemen die niet aanhoudend worden gebruikt op een werkplek;
-
rekenmachines, kassa's en andere apparatuur die voorzien is van een klein display voor gegevens of hoeveelheden, dat nodig is voor het directe gebruik van die apparatuur;
-
conventionele schrijfmachines met „display”.
Artikel 2 Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
„beeldscherm”: een alfanumeriek of grafisch scherm, ongeacht het gebruikte afbeeldingsprocédé;
-
„werkplek”: het geheel dat bestaat uit beeldschermapparatuur, in voorkomend geval voorzien van een toetsenbord of voorziening voor gegevensinvoer en/of de interface mens/machine bepalende software, facultatieve accessoires, nevenapparatuur met inbegrip van de schijveneenheid, een telefoon, een modem, een printer, een documenthouder, een stoel en een werktafel of werkvlak, alsmede de onmiddellijke werkomgeving;
-
„werknemer”: iedere werknemer in de zin van artikel 3, onder a), van Richtlijn 89/391/EEG die gewoonlijk gedurende een aanzienlijk deel van zijn normale werktijd gebruik maakt van beeldschermapparatuur.
AFDELING II VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVERS
Artikel 3 Analyse van de werkplekken
De werkgevers zijn gehouden een analyse van de werkplekken te verrichten om de omstandigheden inzake veiligheid en gezondheid te evalueren die deze voor hun werknemers inhouden, met name inzake de eventuele risico's voor het gezichtsvermogen en de problemen van lichamelijke en geestelijke belasting.
De werkgevers moeten passende maatregelen nemen om de daarbij vastgestelde risico's te ondervangen, in het licht van de in lid 1 bedoelde evaluatie, rekening houdend met de samenvoeging en/of de combinatie van de gevolgen van de vastgestelde risico's.