Bij deze richtlijn, die de zestiende bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, worden minimumvoorschriften vastgesteld voor de bescherming van werknemers tegen de risico's voor hun gezondheid en veiligheid die zich voordoen of kunnen voordoen door blootstelling aan mechanische trillingen.
Richtlijn 2002/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (trillingen) (zestiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Richtlijn 2002/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (trillingen) (zestiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
AFDELING I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Doel en toepassingsgebied
De voorschriften van deze richtlijn gelden voor activiteiten waarbij werknemers vanwege hun werk worden of kunnen worden blootgesteld aan risico's verbonden aan mechanische trillingen.
Richtlijn 89/391/EEG is onverkort van toepassing op het gehele gebied bedoeld in lid 1, onverminderd meer stringente en/of meer specifieke bepalingen van de onderhavige richtlijn.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
-
„hand-armtrillingen”: mechanische trillingen die, wanneer zij op het hand-armsysteem van de mens worden overgebracht, risico's voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers inhouden, met name vaat-, bot- of gewrichts-, zenuw- of spieraandoeningen;
-
„lichaamstrillingen”: mechanische trillingen die, wanneer zij op het lichaam in zijn geheel worden overgebracht, risico's voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers inhouden, met name aandoeningen van de lage rug en beschadigingen van de wervelkolom.
Artikel 3 Grenswaarden en actiewaarden voor de blootstelling
Voor hand-armtrillingen
-
wordt de grenswaarde voor dagelijkse blootstelling, herleid tot een standaardreferentieperiode van acht uur, vastgesteld op 5 m/s2;
-
wordt de actiewaarde voor dagelijkse blootstelling, herleid tot een standaardreferentieperiode van acht uur, vastgesteld op 2,5 m/s2.
De blootstelling van een werknemer aan hand-armtrillingen wordt beoordeeld of gemeten volgens de bepalingen van deel A, punt 1, van de bijlage.
Voor lichaamstrillingen
-
wordt de grenswaarde voor dagelijkse blootstelling, herleid tot een standaardreferentieperiode van acht uur, vastgesteld op 1,15 m/s2, of, naar keuze van de lidstaat, tot een trillingsdosiswaarde (VDV) van 21 m/s1,75;
-
wordt de actiewaarde voor dagelijkse blootstelling, herleid tot een standaardreferentieperiode van acht uur, vastgesteld op 0,5 m/s2, of, naar keuze van de lidstaat, tot een trillingsdosiswaarde (VDV) van 9,1 m/s1,75.
De blootstelling van een werknemer aan lichaamstrillingen wordt beoordeeld of gemeten volgens de bepalingen van deel B, punt 1, van de bijlage.